Hoe Onze Heer Jezus Christus Zijn liefde voor de schepselen concentreerde in alle geschapen dingen.

Ik deed mijn ronden in de hele schepping om zo iedere act van de Allerhoogste Wil te volgen in ieder geschapen ding. Mijn altijd beminnelijke Jezus, die bij me was, voerde me binnen in de ruimte van het hemelgewelf. Bij elk geschapen ding liep Hij over van vreugde en liefde. Toen Hij stopte zei Hij me : “Mijn dochter, Ik schiep de hemel en concentreerde Mijn liefde voor de mens in de hemel. Om hem nog meer vreugde te schenken bezaaide Ik die met sterren. Ik hield niet van de hemel maar van de mens in de hemel. Voor hem alleen schiep Ik die. Hoe groot en sterk was Mijn liefde toen Ik boven het hoofd van de mens dit azuren hemelgewelf uitspreidde, versierd met de meeste schitterende sterren als een rijk paviljoen dat geen koning of keizer zal kunnen bezitten.

Ik was niet tevreden met alleen in de hemel Mijn liefde voor hem te concentreren. Ik wilde ook de zon scheppen waarin Ik al Mijn liefde voor hem bundelde. Ik beminde niet de zon, maar de mens in de zon. Daarom bracht Ik daarin de liefde van de noodzaak onder, omdat het nodig was voor de aarde die de planten en het welzijn van de mens dient ; de liefde van het licht dat hem moet verlichten ; de liefde van het vuur dat hem moet verwarmen ; en Ik concentreerde daarin voor de mens zo veel bijzondere eigenschappen als deze planeet aan effecten te weeg brengt. O, als het schepsel zou zien hoe groot Mijn liefde is, die de zon hem brengt, hoe gelukkig en beloond zou Ik Me voelen. De zon is Mijn goddelijke verslaggever en de bode van Mijn liefde en Mijn licht. Toen de Allerheiligste Wil werkzaam was en Zich opwierp als leven in alle geschapen dingen, om Zichzelf te schenken als leven voor het menselijk geslacht, zelfs door middel ervan, concentreerde Mijn liefde, levend in Mijn eeuwig Fiat, zich daarin om de mens lief te hebben. In ieder geschapen ding, in de wind, in de zee, in de bloemetjes, in het vogeltje dat zingt, in alles concentreerde Ik Mijn liefde, zodat alles hem liefde zou brengen. Maar om Mijn liefdetaal te horen, te verstaan en te ontvangen moet de mens Mij liefhebben. Anders zou de hele Schepping voor hem zwijgen en levenloos zijn.

Welnu, nadat Ik alles geschapen had, vormde Ik de natuur van de mens met Mijn eigen scheppende handen. Ik concentreerde Mijn liefde in de beenderen die Ik vormde, in de zenuwen die Ik aanbracht, in het hart dat Ik vormde. Toen hij compleet was, gaf Ik hem een zeer schone gestalte, zoals geen enkele kunstenaar ooit zou hebben gekund. Ik keek naar hem en had hem zo lief dat Ik Mijn liefde in hem uitstortte, niet in staat die binnenin Mij te houden ; en doorheen Mijn adem gaf Ik hem leven.

Maar Ik was nog niet tevreden : De Allerheiligste Drieëenheid wilde hem in een buitensporigheid van liefde begiftigen met de gave van verstand, geheugen en wil : en Wij verrijkten hem met heel Ons Goddelijk Wezen, in zoverre dat voor een schepsel mogelijk is. Heel de Godheid was vastbesloten Zichzelf met alle liefde uit te laten stromen in de mens, die, zelfs vanaf het eerste ogenblik van zijn leven, al de kracht van Onze liefde voelde. Vanuit de diepten van zijn hart uitte hij met zijn stem liefde voor zijn Schepper. O, hoe gelukkig voelden Wij Ons, toen Wij merkten dat Ons werk, de gestalte door Ons gemaakt, sprak en Ons beminde en wel met volmaakte liefde. Het was de weerspiegeling van Onze liefde die uit hem voortkwam en nog niet besmet was met zijn wil. Daarom was zijn liefde volmaakt, omdat hij de volheid van Onze liefde bezat. Tot op dat moment had geen van de dingen door Ons geschapen gezegd dat het Ons liefhad. Daarom was Onze vreugde, Onze tevredenheid, toen wij hoorden van de mens dat hij Ons liefhad, zo groot, dat Wij, om Onze vreugde te vervolmaken, hem uitriepen tot koning van het hele universum en het kostbaarste juweel van Onze scheppende handen. Hoe mooi was de mens in de eerste tijden van zijn schepping ! Het was Onze weerspiegeling die hem zoveel schoonheid gaf, die Onze liefde in verrukking bracht en al zijn acten perfectioneerde. Volmaakt was de glorie die hij bracht aan zijn Schepper, volmaakt was zijn aanbidding, zijn liefde, zijn woorden. Zijn stem was zo harmonieus dat die weerklonk in de hele schepping omdat hij de goddelijke harmonie bezat en het Fiat dat hem leven schonk. Alles was orde in hem, omdat Onze Wil hem de orde gaf van Zijn Schepper, hem gelukkig maakte en hem liet groeien naar de gelijkenis met Ons, zoals Wij hadden gezegd toen We hem schiepen : “ Laten We de mens maken naar Ons beeld en gelijkenis .” Iedere act van hem in de eenheid van het licht van het Allerheiligste Fiat was een tint van goddelijke schoonheid die hij erbij kreeg. Iedere daad van hem was een harmonische klank die van hem uitging. Alles was liefde in hem. In alles prees hij Onze glorie, Onze macht, Onze oneindige wijsheid. De hemel, de zon en de aarde brachten hem vreugde, geluk en goddelijke liefde.

Als je een gestalte zou kunnen scheppen die je bevalt, en dan jezelf er helemaal in kunt uitstorten, al je levenssappen geven en leven schenken, vanuit de heerschappij van je liefde, hoeveel zou je er dan niet van houden ? Hoeveel zou je er niet naar verlangen, dat die van jou houdt ? Met welk een jaloerse liefde zou je alles tot jouw beschikking willen hebben. Dan zou je zelfs niet verdragen dat een enkele hartslag niet aan jou gewijd zou zijn. Ach, je zou in die gestalte alles zorgvuldig gadeslaan en dan bij iedere kleinigheid die niet voor jou gedaan werd, zou je je verscheurd voelen !

Zo gaat het bij Mij als het schepsel niet voor Mij werkt. O, hoe verscheurd voel Ik Me dan, want de aarde die hem draagt is van Mij. De zon die hem verlicht en verwarmt is van Mij. Het water dat hij drinkt is van Mij. Het voedsel dat hij eet is van Mij. Terwijl Ik hem alles geef, is Mijn mooie beeld niet voor Mij. Zie Mijn verdriet, de belediging en de ergernis die dit beeld Mij geeft !

Welnu, weet dat alleen Mijn Wil Mij Mijn beeld, zo mooi als Ik ‘t maakte, kan teruggeven, omdat het al Mijn werken in zich bewaart. Het is de afspiegeling van Ons eigen beeld. In de Goddelijke Wil leeft de ziel van al Onze weerkaatsingen, die haar als ze liefheeft het toppunt van liefde geven, als ze werkt de perfectie van werken ; in één woord, in alles wat ze doet, is alles volmaakt in haar. Deze volmaaktheid geeft haar zo veel schakeringen van schoonheid dat die bij de kunstenaar die haar schiep de liefde opwekken.

Zie waarom Ik zo graag heb dat het Allerheiligste Fiat bekend wordt en het Koninkrijk vormt te midden van de geslachten der mensheid om zo de relatie te herstellen tussen Schepper en schepsel en weer in gemeenschap van goederen te leven. Alleen Onze Wil heeft deze macht. Zonder Onze Wil kan er niets goeds bestaan en kan Ons beeld niet zo mooi naar Ons terugkeren als het voortkwam uit Onze scheppende handen.”